Aanschouwelijk onderwijs door een museum vol opgezette dieren in het kleinseminarie van Roeselare.
Het educatief museum in het kleinseminarie stelde opgezette vogels en dieren ten toon. Gezelle schreef dit gedicht om in het onderhoud van het museum te kunnen voorzien en nieuwe dieren te kunnen aankopen. Ook Gezelles broer Romaan en later ook zijn zoon Jozef hielden zich bezig met het opzetten van vogels.
Hoort en neemt ons tale in achte,
kinders van het pluimgeslachte,
liefste broeders, groot en kleen,
die daar floddert ondereen.
Gij die al de krinkelwegen
in het hemelrijk gelegen
weet te vinden in uw vlucht
door de licht doorvlogen lucht,
gij die, diepe in 't loof gedoken
of in 't lommerwelf beloken
van het dik bewassen woud,
kunstig daar uw nestjes bouwt,
en in 't duiksel van de blâren
pluimkes, mos en wollenharen
samen tot een wiegske vlecht
en daar al uw hope in legt,
vol van moederlijk verlangen,
vol van vreugde en blijde zangen:
d'hope van 't geheel geslacht,
van der bonten vederdracht!
(...)