GGA 9015 F

Kroniek van de jonge Gezelle als leraar in Roeselare

Ontdek Gezelles leven in het kleinseminarie via zijn poëtische zakagenda van brieven, ontmoetingen, gebeurtenissen en gedichten.

Guido Gezelle
Lees meer
Guido Gezelle
GGA kleinseminarie
1854
1854

20 of 21 maart

Guido Gezelle komt voor de uitoefening van een leraarstaak aan op het kleinseminarie te Roeselare, het college waar hij van 1846 tot 1849, na lager secundair in het Duinencollege te Brugge, eerder al de hogere humaniora in de Latijnse afdeling volgde. Op het moment van zijn aanstelling is zijn opleiding aan het Brugse grootseminarie nog niet voltooid. Zijn lesopdracht omvat de vakken koophandel in de handelsklas, kruid- en dierkunde bij de studenten filosofie en Nederlands bij een vijftiental Franssprekende leerlingen uit het zuiden van West-Vlaanderen. Bovendien krijgt hij een taak als opvoeder – ‘surveillant’ – aan het Sint-Michielsinstituut, dat bij dezelfde school hoort.

MBR001001313
1854
1854

11 april

Uit een brief blijkt dat Gezelle in het Brugse seminarie goede vrienden had. Ze missen hem en zijn vol heimwee naar de tijd dat ze met hem Vlaamse woorden en uitdrukkingen optekenden en gesprekken voerden over hun ‘geliefde moedertaal’.

Guido Gezelle
MBR001004475
1854
1854

10, 11 en 15 juni

Gezelle wordt tot priester gewijd in de kathedraal te Brugge. ’s Anderendaags draagt hij zijn eremis op in de kerk van de Brugse Sint-Annaparochie. Op de 15de volgt er nog een mis te Roeselare. Gezelle dankt daarna de Engelse internen van de school ‘met herte en nadruk’ in hun eigen taal.

GGA 9296 F8
1854
1854

24 juli

Mgr. Malou, bisschop van Brugge, beklemtoont op een bijeenkomst van collegedirecteurs dat hij ‘l’étude du flamand’ belangrijk vindt. Voortaan wil hij jaarlijks een wedstrijd in ‘composition flamande’ organiseren voor de leerlingen van het laatste jaar, de zogenaamde ‘retoricaklas’. Hij heeft bedenkingen bij het morele peil van veel Vlaamse literatuur maar drukt de wens uit dat er schrijvers opstaan die het op dat vlak beter zullen doen. Voor de ontwikkeling van de ‘leraar’ Gezelle tot ‘katholiek-Vlaams’ dichter is dat niet zonder belang.

Guido Gezelle
GGA 9351 F
1854
1854

22 augustus

Superior J. Faict, het schoolhoofd, maakt bij de aanvang van de zomervakantie (in die tijd 16 augustus) een verslag op over de leraren. Gezelle wordt ‘in alle opzichten zeer goed’ genoemd, ‘waarlijk de glorie en de troost van zijn superior’. Ook op 13 augustus van 1855 volgt een verslag met tal van superlatieven. Op 31 augustus 1856 luidt het zelfs: ‘Véritable talent littéraire, excellent prêtre’ – hoewel : ‘un peu inculte, mais cela viendra’.

GGA9286 Fbij L
1855
1855

2 januari

Gezelles zus Louise schrijft hem een brief over de sombere en norse buien van hun moeder. Louise zou ergens in dienst willen gaan om thuis weg te zijn. Haar verhaal wordt traditioneel verbonden met het gedicht ‘Aen Maria voor myne zieke moeder’ in Gezelles debuut.

Lees meer over Gezelles moeder.

Guido Gezelle
GGA 8904 F
1855
1855

26 januari

Gezelle ontvangt zijn eerste loon, nadat hij in de voorbije maanden voor de betaling van diverse onkosten al heel wat voorschotten heeft opgenomen. In tegenstelling tot wat sommige biografen (en zelfs zijn eigen vader in een brief) beweerden, is de afrekening – in handschrift bewaard – niet onrechtvaardig. Door een rekenfout van de econoom kreeg Gezelle die eerste keer zelfs 10 frank te veel. Zijn wedde bedraagt 150 frank per drie maanden.

Histoire
1855
1855

1 februari

Uit een brief van Gezelle blijkt dat hij betrokken is bij de inrichting van een klaslokaal met opgezette dieren. Het was een didactisch concept bij het vak ‘natuurlyke historie’ (‘histoire naturelle’ of ‘natural history’) – de primaire vorm van het toen erg populaire schoolvak biologie. Net als zijn broers was Gezelle al van in zijn jeugd bijzonder handig in het opzetten van vogels. Heel wat correspondentie verwijst naar die gemeenschappelijke hobby.

Guido Gezelle
1855
1855

18 februari

Gezelle heeft eerder al diverse gelegenheidsgedichten in afzonderlijke brochures laten drukken en die soms ook voor opname of recensie toegezonden aan bladen of kranten. In De Eendragt verschijnt op 18 februari een anonieme kritiek op zo’n werkje van hem: ‘Den schryver is geen aenleg te ontzeggen, maer hy bestudere de goede dichters en hoede zich voor een te veelvuldig gebruik van provincialismen’.

1855
1855

4 maart

Gezelle publiceert ‘De Vierbake des levens’ in De Katholyke Zondag. Hij laat bij de tekst een verklarende woordenlijst afdrukken ten behoeve van lezers die geen West-Vlaams kennen.

Guido Gezelle
1855
1855

23 en 25 maart

Gezelle wordt op 23 maart corresponderend lid van het Roeselaarse literaire genootschap De Vriendschap, op 25 maart van het Leuvense genootschap Met Tyd en Vlyt.

GGA0004 1
1855
1855

12 april

De Standaerd van Vlaenderen drukt, na een lovende toelichting, Gezelles ‘Boodschap van de vogels’ af, dat zopas in zelfstandige druk is verschenen. Het lange gedicht, tekenend voor de onstuitbare taalvirtuositeit van de jonge dichter, wil sponsors danken en sympathisanten stimuleren om geld te geven voor het ‘museum’ met opgezette dieren.

Lees meer over het gedicht Boodschap van de vogels.

Guido Gezelle
1855
1855

22 april

Er is een pijnlijk meningsverschil ontstaan tussen Gezelle en zijn vader. Gezelle wil als missionaris vertrekken naar Engeland – een wens die al dateert uit zijn jeugd aan het Brugse college, toen zijn leraar Pieter Benoit naar Engeland ging. Gezelle gelooft nog altijd dat de bisschop dat zal toestaan. Maar blijkbaar is zijn moeder ‘geheel ziek’ geworden toen ze dat vernam. Vader Gezelle maakt zijn oudste zoon in een brief ernstige verwijten: ‘gy gaed naar ingelland en God neemt my weg [;] waer moet moeder naertoe met haer onbejaerde kinders?’

GGAC367
1855
1855

20 mei

In het Limburgse blad Hekel en Luim is de eerste versie van Gezelles ‘De Averulle en de Blomme’ verschenen, onder de titel ‘Fransche bloemen’. In de komende maanden publiceert Gezelle er nog andere teksten in.

Guido Gezelle
1855
1855

22 augustus

Naar aanleiding van een nieuwe zelfstandige druk formuleert De Eendragt nogmaals voorbehoud bij Gezelles ‘overtollig gebruik van provincialismen’.

GGA 9463 F
1855
1855

24 augustus

Leerling Eugeen van Oye dankt Gezelle vanuit Torhout voor het toezenden van een gedicht. Zijn eigen poëtische activiteit neemt hierna een aanvang.

Guido Gezelle
GGA 9460 F
1856
1856

14 februari en 1 maart

‘Ja maer, Jilleken leeft nog’: dat is de titel van een politieke bijdrage in De Standaerd van Vlaenderen. Later, in zijn Brugse periode, zal Gezelle ‘Djilleken’ geregeld als alter ego opvoeren voor vaak schimpende journalistieke teksten. Er is reden om aan te nemen dat hij al in zijn Roeselaarse periode in deze krant een rol speelde – net als bijvoorbeeld zijn collega Bruno Vanhove, de klasleraar van de retorica. Het sluitende bewijs ontbreekt evenwel. Op 1 maart wordt de passage over de mussen (uit ‘Boodschap van de vogels’) in de krant zelfs politiek geïnterpreteerd – evenwel in een versie die niet overeenkomt met de gepubliceerde teksten maar wel grotendeels met de latere eindversie in de bundel van 1858.

GGA2602 40
1856
1856

7 juni

Te Staden overlijdt Gezelles goede vriend Karel Lodewijk Delaey, door hem later herdacht in het gedicht ‘Bezoek by ’t graf’.

Guido Gezelle
1856
1856

11 augustus

Jubileumfeest van het kleinseminarie. Gezelle heeft hiervoor ‘Onze Bewaerengel’ gedicht. Mogelijk wordt de tekst voorgedragen of zelfs gezongen bij de viering in de feesttent, misschien wel door Eugeen van Oye. Op 6 september wordt deze leerling in De Standaerd van Vlaenderen, in een verslag over het feest, immers geprezen om zijn ‘lieve ja engelachtige stem’.

GGA 9159 F
1856
1856

24 augustus

Superior J. Faict, Gezelles anglofiele vriend, verlaat Roeselare. Op 24 augustus wordt hij vicaris-generaal van het bisdom te Brugge. Aan het college arriveert ’s anderendaags de nieuwe superior: A. Frutsaert, als leider een veel zwakkere figuur.

Guido Gezelle
LP 18480720 0001
1856
1856

17 december

Te Gent verschijnt voor het eerst Het Vlaemsche Land, een klerikaal blad onder redactie van Amand Neut, die te Brugge ook al redacteur is van La Patrie en van De Standaerd van Vlaenderen. Ook hieraan zal Gezelle, onder diverse schalkse schuilnamen, spoedig meewerken.

Longfellow jong Longfellow
1857
1857

Eind januari, februari, maart en april

In Het Vlaemsche Land van 23, 24 en 25 januari verschijnt, in drie afleveringen, een door Gezelle vertaald fragment uit Longfellows Hiawatha-epos, later in zijn debuut opgenomen onder de titel ‘Mondamin’. Algauw wordt Gezelles medewerking evenwel minder poëtisch: het blad mengt zich in een ideologische strijd met De Broedermin en met ’t Zal wel gaen, een Gents vrijzinnig studentenblad. Aanleiding was de ongezouten antiklerikale spot tijdens het karnaval. Gezelle levert o.a. een gedicht op een populair deuntje, een ‘aerdig liedeken’ voor de aflevering van 23 maart. Zijn schuilnaam is ‘Spoker’. Voor het nummer van 1 april dicht hij ‘Daer rydt al door de stad van Gent’. Op 28 maart verzoekt uitgever Neut, in een nu nog bewaard kattebelletje, dat Gezelle sommige al te krasse verzen wat zou afzwakken – wat hij doet.

Guido Gezelle
1857
1857

2 april

Gezelle schrijft de bisschop aan met het verzoek om te mogen vertrekken naar Engeland.

1857
1857

11 en 13 april

Paaszaterdag. In een viering in de kerk van het kleinseminarie wordt de nieuwe kroonluchter gewijd waar de Engelse leerlingen voor spaarden. Het opschrift verwijst naar Christus, licht van de wereld. In Het Vlaemsche Land valt ‘Spoker’ twee dagen later de vrijmetselaarsloges aan, ‘kinderen der duisternisse’. Politieke en religieuze betekenissen hangen in Gezelles lichtsymboliek nauw samen. Ook in de volgende maanden zullen er nog geregeld vinnige teksten van de anonieme ‘Spoker’ Gezelle opduiken in hetzelfde blad.

Guido Gezelle
GGA 8678r
1857
1857

10 en 13 mei

In een brief van 10 mei aan leerling Ch. Edmonstone, heeft Gezelle het over de Introduction à la vie dévote van Franciscus van Sales en over de ‘easy ways of Divine Love’ zoals geformuleerd in F.W. Fabers All for Jesus. Op grond van deze inspiratiebronnen start hij op 13 mei de ‘Confraternity’ met Engelse leerlingen, een religieus genootschap waarin de liefde tot Jezus in de eucharistie centraal staat. Vooral vanaf dit moment bleef er van Gezelle veel correspondentie met en over Engelse leerlingen bewaard, o.a. met vertrouwensleerling Edmund Hicks die in de Confraternity de centrale rol vervulde.

GGA 8961 F Mgr. Scherpereel, J.B. Malou, J.J. Faict
1857
1857

21 juli

Aan het bisdom te Brugge houden de collegedirecteurs hun jaarlijkse vergadering met mgr. Malou. In de notities van de bisschop wordt Guido Gezelle bij het ‘Personnel à changer’ geplaatst.

Guido Gezelle
Grant
1857
1857

15 augustus

Mgr. Grant van Southwark vraagt in een brief aan zijn collega, de bisschop van Brugge, dat Gezelle als missionaris naar Engeland zou mogen komen. Al blijkt uit de correspondentie van Gezelle dat ook tal van Engelse leerlingen en oud-leerlingen daarop hoopten, het zal geweigerd worden.

1857
1857

28 september

Gezelle richt zich in een schrijven tot zijn bisschop, en dringt – nog net voor de start van het nieuwe schooljaar – heel erg aan op een spoedige toestemming om te mogen vertrekken.

Guido Gezelle
GGA 9209 F
1857
1857

18, 21 en 27 november

De bisschop noteert in zijn agenda dat H. Castel, leraar poësis te Roeselare, ‘sera remplacé par Mr. Gezelle’. Wellicht op 21 november komt Gezelle voor het eerst in zijn nieuwe klas. Dat de bisschop op 27 november een brief naar het kleinseminarie stuurt waarin hij de leraren nadrukkelijk verzoekt zich aan de opgelegde leerstof te houden, heeft – al dacht men lang van wel – volstrekt niets met ondermaats onderwijs of slechte klassenorganisatie door Guido Gezelle te maken. Gezelles aanstelling levert hem overigens financiële promotie op: in plaats van 150, verdient hij voortaan 175 frank per kwartaal – op het barema van de superior en de econoom na, het hoogste dat gebruikelijk was. Na slechts drie jaar en enkele maanden bewezen ‘dienst’ als leraar is dat zelfs heel uitzonderlijk.

1857
1857

13 december

Het literaire genootschap van het kleinseminarie, ‘de lettergilde’, besprak altijd al wel Vlaamse of Nederlandse auteurs. Op 13 december is ook de voertaal op de bijeenkomst voor het eerst Nederlands. Die beslissing wordt door de ‘raad’ en door retoricaleraar Bruno Vanhove genomen. Gezelle is op dat ogenblik, blijkens de bewaarde verslagboeken, bij de lettergilde nog nooit aanwezig geweest.

Guido Gezelle
Rodenbach2
1857
1857

22 december

In de handelsafdeling komt de jonge priester-leraar Henri Delbar in de plaats van Gezelle. Later wordt hij de superior met wie leerling Albrecht Rodenbach zal botsen.

(Foto Albrecht Rodenbach, Wikimedia)

Jozef Alberdingk Thijm
1858
1858

1 februari

Gezelle schrijft aan J.A. Thijm in Nederland over het verband tussen kunst en geloof. Op de 23ste antwoordt Thijm dat hij Gezelles katholieke voornemens steunt, maar dat Vlaanderen niet mag proberen om het protestantisme te bezweren door terug te grijpen naar het Frans. Dat zet naar zijn mening immers de poort open voor gedachten uit de vrijmetselarij. Vrijmetselaars lijken Thijm zo gevaarlijk als dominees. Anderzijds hoeft Vlaanderen voor de literatuur uit Nederland niet zo bang te zijn, vindt hij: ‘daartoe zijn de hollandsche protestantsche tractaatjes veel te vervelend’. In de weken daarna schrijven Thijm en Gezelle elkaar geregeld.

Guido Gezelle
Volksalmanak
1858
1858

28 februari

Diverse leden van Gezelles klas treden toe tot de lettergilde, o.a. Eugeen van Oye. Gezelle schrijft hem die dag ook een lange brief, waarin hij uitweidt over zijn visie op de Vlaamse kunst en lyriek. Bepaalde passages erin komen sterk overeen met de inleiding in zijn debuut van enkele maanden later. Gezelle waarschuwt zijn leerling voor ‘jongfransch Romantisme’. De brief is zowat het ‘officiële’ begin van hun vriendschapsrelatie. Gezelle zal teksten van zichzelf en van leerlingen opsturen voor Thijms Volks-almanak voor Nederlandsche Katholieken.

B OB GGA56 1 002r
1858
1858

7 maart

Omstreeks deze tijd start te Roeselare ‘De Vlaemsche Jeugd’, een literaire afdeling binnen de congregatie. Gezelle zal zijn lidmaatschap vermelden op de titelpagina van zijn debuut.

Guido Gezelle
GGA3493 01 01
1858
1858

2 april

Gezelle schrijft aan Van Oye een lange brief. Hij distantieert zich van degenen die hem spottend de ‘professeur de l’art chrétien’ noemen. Hij bezingt de ‘hemelsche goddelijke soort van Poesis’. Inmiddels verschijnen er in de loop van april en mei advertenties voor zijn debuutbundel in De Standaerd van Vlaenderen, ook in De Eendragt en in De Gazette van Thielt. Er wordt ook een prospectus verspreid, met als ‘specimen’ daarbij afgedrukt: ‘O ’t ruischen van het ranke riet’.

GGA0019 2
1858
1858

5 mei

Gezelle trekt met zijn klas naar Staden bij Roeselare, waar leerling Eduard Vandenbussche ten grave wordt gedragen. Hij houdt een opgemerkte grafrede. In de dagen daarop stelt hij daarover de tekst van Kerkhofbloemen samen (later Kerkhofblommen), in een mengvorm van proza en poëzie, bestemd voor de intieme kring van de overledene: school en familie. Het is paradoxaal genoeg een bijna euforische ode aan het Vlaamse landschap, aan de gelovige volksgebruiken en aan de katholieke liturgie. Het kleine werkje verschijnt als zelfstandige brochure kort na 10, wellicht op 16 juni.

Guido Gezelle
GGA 8811 1r 1
1858
1858

22 juni

In een lange brief aan Van Oye bezingt en bepleit Gezelle de innige verstrengeling van ‘Poesis’ en ‘Religie’.

GGA3496 01 01
1858
1858

juli

Gezelle schrijft aan Van Oye over de spanning tussen diens priesterroeping en een mogelijke opleiding tot geneesheer, zoals de ouders van zijn leerling dat zouden willen. Gezelle beweert o.a. dat Van Oye als dokter nooit ruimte zal kunnen geven aan zijn talent voor poëzie. Op 22 juli schrijft hij verder aan zijn lange brief. Hij laat zich lyrisch uit over zijn eigen taak als priester-dichter.

Guido Gezelle
1858
1858

16 augustus

Op de plechtige proclamatie te Roeselare wordt Gezelles debuut Vlaemsche Dichtoefeningen meegegeven als prijsboek voor godsdienst. Het imprimatur dateert van de 9de, de wettelijke deponering van 13 augustus. Op dat moment leven bij hem al plannen voor een nieuw boek, Studenten-Album. Titel en plan laat hij snel varen, blijkens een brief van 15 september.

GGA3497 01 01
1858
1858

15 september

Gezelle schrijft aan Van Oye: ‘I found many little subjects for poetry and marked them down for later on’. Blijkbaar is hij op dat ogenblik al bezig met het basisconcept van wat in 1860 Kleengedichtjes zal worden.

Guido Gezelle
1858
1858

19 september

Gezelle wordt op de retraite voor de collegepriesters door de bisschop verzocht om een bundel met godsdienstige gezangen samen te stellen, bedoeld voor onderwijs en congregaties.

GGA 3891r
1858
1858

18 oktober

Te Londen schrijft F.W. Faber een brief aan een zekere ‘dear Friend’, een brief die zich bevindt tussen de bewaarde correspondentie van Gezelle. Het is een antwoordbrief: blijkbaar vroeg de (ongenoemde) geadresseerde aan Faber wat hij diende te doen met ‘physical emotions’ na contact met leerlingen, ‘afterwards’. Faber maant de betrokkene tot omzichtigheid aan en adviseert dat die zich vooral niet nodeloos ongerust zou maken: ‘All has been innocent’, met ‘the purest intention for God’s glory’. Hij stelt voor dat hij in zijn ‘affectionate manner’ meer afstand zou bewaren.

Guido Gezelle
GGA3571 01
1858
1858

1 november

Van Oye schenkt Gezelle een roos, daarmee alluderend op het gedicht van Thomas Moore: ‘’T is the last rose of summer’. Moore behoorde tot de vaste lectuur op het kleinseminarie. Zijn gedicht was in die dagen overigens ook als lied heel populair. Dezelfde avond dicht Gezelle ‘Dien avond en die rooze’. Over de vriendschap tussen Gezelle en zijn leerling hangt de angst voor verwijdering.

1858
1858

21 november

Gezelle (de leraar van de ‘2des’) staat voor het eerst genoteerd als aanwezig op de bijeenkomst van de lettergilde. Vanaf dit schooljaar is hij er geregeld; tot en met 1857-1858 vinden we hem nooit terug. Misschien heeft zijn debuut in dat opzicht voor hem een doorbraak betekend.

Guido Gezelle
GGA 8986 F
1859
1859

midden januari

Gezelle lijkt vanaf januari 1859 voortdurend zwaarmoediger te worden. Na nieuwjaar mag Eugeen van Oye niet meer naar Roeselare terugkeren. Maar ook de brieven en/of gedichten voor andere leerlingen vertonen sombere trekken: ‘Brief’ van 12 januari, gericht aan Gustaaf Verriest, lijkt zo uitzichtloos als ‘Ik misse u’, geschreven aan Van Oye na 14 januari.

(Foto, Gustaaf en Hugo Verriest)

GGA3998r
1859
1859

17 januari

W.H. James Weale dankt Gezelle voor het exemplaar van Vlaemsche Dichtoefeningen dat die hem toestuurde. Ze zullen nog geregeld met elkaar corresponderen, o.a. over ‘christelijke’ kunst – neogotiek – en iconografie. Later werken ze een tijd samen aan Rond den Heerd.

Guido Gezelle
GGA040903 17
1859
1859

3 februari

Mgr. Malou herinnert Gezelle aan zijn verzoek van 19 september 1858 en stuurt hem een lijst toe van onderwerpen die de dichter voor hem zou kunnen behandelen. In maart en april maakt Gezelle werk van een concept hiervoor en van enkele gedichten. Het plan raakt nooit afgewerkt; teksten eruit komen in 1862 in Gedichten, Gezangen en Gebeden terecht.

1859
1859

1 maart

Gezelle zendt aan Van Oye een reeks gedichten die hij op dat ogenblik Album Blaren noemt. Hij denkt aan spoedige uitgave. Enkele weken later laat hij evenwel weten dat ook dit concept maar langzaam vordert.

Guido Gezelle
GGA 3947r
1859
1859

3 augustus

Op het bisdom te Brugge meldt zich mgr. Makarios Hadade aan, bisschop van Damascus en hulpbisschop van de patriarch van Antiochië. Samen met zijn secretaris en tolk Alexander Rezkallah van Alep komt hij aalmoezen verzamelen voor Damascus. Hij onderneemt daartoe een rondreis in West-Vlaanderen en logeert bij zijn verblijf te Roeselare in het kleinseminarie. Gezelle vergezelt hem enige tijd en verkrijgt daarna – op 20 september, blijkbaar op zijn eigen verzoek en met instemming van de bisschop van Brugge – de eretitel van kanunnik van het H. Graf te Jeruzalem.

1859
1859

10 augustus

Superior Frutsaert noteert in zijn verslag aan de bisschop dat Gezelle als leraar in zijn ogen de beste bedoelingen heeft, maar dat zijn ‘manque de méthode’ de leerlingen schaadt. Frutsaert zal op 27 november zelf de school verlaten voor een benoeming als pastoor. Bruno Vanhove volgt hem op.

Guido Gezelle
1859
1859

oktober

In het nieuwe schooljaar is Gezelle nog leraar talen, maar niet langer klasleraar in de poësis. Opnieuw probeert hij, via brieven en contacten, toestemming te krijgen om te vertrekken naar Engeland.

GGA9576 Fr
1860
1860

januari

Vanaf begin 1860 leven er bij het bisdom plannen om Gezelle te betrekken bij de oprichting van een Engels seminarie (het ‘Seminarium Anglo-Belgicum’) te Brugge. Op 25 januari 1860 blijkt Gezelles vertrek alweer uitgesteld: de bisschop geeft een vage toestemming, maar wil pas tijdens de zomervakantie beslissen.

Guido Gezelle
GGA3990 001r
1860
1860

23 februari

Van Oye vraagt Gezelle in een brief: ‘Wanneer zal ik het genot hebben, mijn liefste Heer, een tweeden Dichtbundel van uwe hand te mogen lezen?… Weiger niet de vrage van degenen die uwe kunste bewonderen, weiger niet de vrage van deze die in uw blinkende water hun rustig en lachende beeld mogen aanschouwen!’

Messeboekske
1860
1860

4 mei

Gezelle, lid van het ‘IJslands Lettergezelschap te Reykjavyk en te Koopenhaven’, ondertekent zijn ‘Inleidinge’ bij Een Noordsch en Vlaemsch Messeboekske. Deze kleine uitgave van maar 33 pagina’s bevat de tekst van de eucharistieviering en bijhorende gebeden in het Noors, met Nederlandse vertaling en taalkundige verklaringen door Gezelle. Het boekje wordt opgedragen aan mgr. Wemaer, een van Gezelles geestelijke leiders en in het bisdom Brugge de behartiger van de Noordpoolmissies.

Guido Gezelle
1860
1860

11 mei

Van Oye heeft vernomen dat er toch een tweede bundel komt. Het is niet duidelijk of hij het op Gedichten, Gezangen en Gebeden van 1862 heeft, dan wel of het gaat om de XXXIII Kleengedichtjes van eind juni.

Alcune
1860
1860

14 juni

Eugeen van Oye heeft Gezelles boekje Alcune Poesie de’ Poeti Celesti ontvangen: een bloemlezing met Latijnse, Spaanse en Italiaanse mystieke poëzie, samengesteld door ‘professore di lingue’ Guido Gezelle.

Guido Gezelle
GGA050903 15a
1860
1860

eind juni

Van Gezelle verschijnt het innoverende XXXIII Kleengedichtjes. Het in omvang heel bescheiden werkje is zowat de officiële klaroenstoot voor de vernieuwing van de poëzie in Vlaanderen – hetzelfde jaar waarin Multatuli met de omvangrijke Max Havelaar in Nederland de vernieuwing van de roman introduceert.

Lees meer over de bundel XXXIII Kleengedichtjes.

GGA040903 25bij
1860
1860

1 juli

Opnieuw onder de schuilnaam ‘Spoker’ begint Gezelle zijn medewerking aan Reinaert de Vos, een Antwerps satirisch weekblad onder de redactie van Lodewijk Vleeschouwer.

Guido Gezelle
GGA0180 1
1860
1860

juli

Mogelijk in de loop van juli schrijft Gezelle een eerste ontwerp van inleiding op de bundel Gedichten, Gezangen en Gebeden (1862), die hij aanvankelijk al in 1860 had willen zien verschijnen. Hij noemt het een ‘geleibrief en verweer’. Hij zet zich erin af tegen critici van zijn poëzie, die hem vooral niet aanvaarden omdat hij priester is: ‘vyanden die myn boeksken bykans natuerlyk zal moeten tegenkomen’, o.a. omdat ‘zyn schryver wat langer frak draegt als de meeste menigte van menschen ‘t geen sommige die veel van vryheid en verdraegzaemheid weten te preken van langs om min aenstaet.’

Engels college Wijnzakstraat Engels College
1860
1860

na 25 juli

Het bisdom beslist de afdeling met Engelse leerlingen van het kleinseminarie te Roeselare over te hevelen naar een nieuw op te richten ‘Engels college’ in de Wijnzakstraat te Brugge. Voor Gezelle, die in de tweede helft van juli nog vertrouwde op de belofte dat hij inderdaad naar Engeland zou kunnen vertrekken, ontstaat er in die context volslagen onverwacht een nieuwe taakomschrijving: een combinatie van een professoraat in de filosofie in het Engels seminarie, een directeursfunctie in de nieuwe kostschool en zowat zeker – gepland op middellange termijn – uitgesproken aanwezigheid als katholiek journalist op het politieke forum van de lokale Brugse pers. Engeland kan hij vergeten. Aanwezigheid bij Engelsen te Brugge wordt een opgelegde wisseloplossing.

Guido Gezelle
GGA0283 1
1860
1860

4 augustus

Vicaris-generaal J. Faict meldt aan Gezelle, in een gesprek te Brugge, hoe zijn toekomst er uit zal zien. Bij de terugreis, in de trein, schrijft Gezelle bedroefd het gedicht ‘Gelukkig kind’. Op de achterkant van één handschrift van die tekst staat ook ‘Gelukkig die Gods woord aenhoort’. Gezelle verwijst daarin sprekend naar het Bijbelse offer van Abraham, die zich bereid moest verklaren om zijn eigen kind te offeren om Gods wil.

GGA 9319 F J.C. Algar
1860
1860

6 augustus

Gezelle schrijft een bittere brief aan Faict: toen hij thuiskwam, vernam hij dat Bruno Vanhove zich tegenover de Engelse leraar Algar zeer negatief over hem heeft uitgelaten: ‘Mr. Vanhove expresses himself very very strongly about his wish and will that I should leave Roulers, even that this would be one of the first conditions, if not the first under which he would undertake to be Superior’. En verder: ‘Mr. Vanhove goes and says […] that literature is going to the dogs through me, and that I make everything to consist in piety.'

Guido Gezelle
GGA 9093 F
1860
1860

8 augustus

In het album van leerling Hendrik van Doorne wordt ‘’k Hoore tuitend’ hoornen’ ingeschreven, zowat het ‘officieel erkende’ afscheidsgedicht van Gezelle aan Roeselare en aan zijn ‘kinderen, bly en blonde’. Misschien bevat de tekst ook een allusie op de naam van Hendrik van Doorne zelf.

1860
1860

17 augustus

Gezelle is mogelijk al te Brugge: Reinaert de Vos neemt een brief van hem op uit ‘Brugge’. Misschien vertrok hij bij het begin van de zomervakantie, daags na Maria Hemelvaart, op 16 augustus.

Guido Gezelle
GGA4039r
1860
1860

22 augustus

Joseph C. Algar, de Engelse leraar die mee naar Brugge verhuist, schrijft aan Gezelle: ‘let it be known that I have only accepted the position at the English College conditionally, and that you and I shall both go to England, if we cannot establish the new College exactly on the footing which we wish –’.

GGA9535 Fr
1860
1860

31 augustus

Gezelle krijgt op 26 augustus ook zijn aanstelling tot professor filosofie. Hij schrijft aan Hendrik van Doorne dat hij nu met Algar ‘voorgoed te Brugge’ is. Hij lijkt zich alvast weer enthousiast en absoluut in te zetten voor zijn nieuwe taak. Hij schrijft dat hij wil ‘een gesticht houden voor Vlamingen Engelschen Duitschen en voor alle staten van bedieningen, om kloeke studiën te doen en waerlyk kloeke en christelyke jongens te kweken’. Roeselare ligt nu ook mentaal definitief achter hem.

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.