Bijzondere leerlingen

Gezelle had een speciale band met enkele leerlingen. Ontdek wie ze waren.

GGA 8979 F

Eugeen Van Oye

(Torhout, 3.6.1840 - Gistel 4.6.1926)

Eugeen van Oye stamt uit een Torhouts doktersgezin, dat cultureel zeer actief was. Om hem een klassieke opvoeding te geven, stuurden zijn ouders hem in de herfst van 1854 naar het kleinseminarie te Roeselare. Nadat hij voor een kwajongensstreek bij surveillant Gezelle geroepen werd, moet de dromerige, in poëzie geïnteresseerde leerling al vrij vroeg een zekere indruk op Gezelle gemaakt hebben.

GGA5569r Kerstkaart van E. Van Oye aan Gezelle, december 1885

Innige band

De verhouding werd inniger toen Van Oye in zijn poësisjaar (1857-1858) Gezelle als leraar had. Tussen beiden ontstond een vriendschapsband, waarvan we de ups en downs kunnen volgen in de uitvoerige correspondentie. Die is van beide kanten grotendeels bewaard gebleven en bevindt zich in het Gezellearchief.

GGA3570 01 Brief met gedicht Rammentati voor E. Van Oye, eind 1858

Dien avond en die rooze

Gezelle schreef vele gedichten voor Van Oye, waaronder Dien avond en die rooze, Ik droome alreê, Rammenta ti, Ik misse u en Een bonke keerzen kind. Het zijn gedichten van een hoge kwaliteit die vaak gebloemleesd werden.

Lees meer over de bundel Gedichten, gezangen en gebeden en over de Ierse connectie met Dien avond en die rooze.

Bekijk het interview met Paul Van Oye uit het archief van de VRT. Hij praat er over zijn vader Eugeen Van Oye, de relatie met Gezelle en het gedicht Dien avond en die rooze, .

Zoon Van Oye

Paul Van Oye over het gedicht Dien avond en die rooze,

GGA 9463 F E. Van Oye en medestudenten, Leuven v.l.n.r.: 2e van de 2e rij

Geneesheer

Ondanks tegenkantingen van zijn familie voelde Van Oye zich mede door de invloed van Gezelle geroepen tot het priesterschap. In de kerstvakantie van 1858 verliet hij vrij abrupt - maar niet tegen zijn zin - het kleinseminarie om geneeskunde te studeren, eerst in Leuven en later in Gent. Vanaf 1870 ging hij werken als dokter voor het internationale Rode Kruis en kwam zo tijdens de oorlog in Frankrijk terecht tot eind mei 1871. Op 28 oktober 1876 trouwde hij met de Duitse Maria Rumschöttel.

GGA 9462 F

Dichter

Ook na Roeselare was Van Oye literair actief. Hij werd lid van tal van literaire kringen als Met tijd en vlijt, ’t Zal wel gaan en De taal is gansch het volk. Zijn jeugdgedichten bundelde hij in Morgenschemer (1874), waarin gedichten voorkomen die in verband staan met Gezelle. Zijn oeuvre omvat verder dichtbundels, liederen, enkele toneelstukken en literaire essays. Hij verbleef een tijdje in voorlopige hechtenis voor zijn houding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn ervaringen beschreef hij in Mijn gevangenis. In 1919 werd hij ontzet uit zijn staatsfuncties en uitgesloten uit de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, waarvan hij sinds 1905 lid was. Hij stierf te Gistel op 4 juni 1926.

GGA 8984 F

Gustaaf Verriest

(Deerlijk, 19.5.1843 - St. Cloud, Parijs, 25.6.1918)

Gustaaf Verriest was pas 10 jaar oud toen hij ingeschreven werd in het pensionaat van het kleinseminarie. Hij was dan ook de jongste van Gezelles poësisklas in het schooljaar 1858-1859. De levenslang aangehouden briefwisseling en de talrijke gedichten van Gezelle voor Gustaaf getuigen van een bijzonder nauwe band tussen de jonge, nog wat kinderlijke leerling en zijn leraar. Ook de familie Verriest had een grote genegenheid voor Gezelle, die nog met de oudste zoon Adolf gestudeerd had.

GGA0258 Gedicht Nu of nooit voor G. Verriest, handschrift G. Verriest

Gedichten

Hoe licht is toch die sparke vier (7.8.1858) is geschreven naar aanleiding van een nachtmerrie van Gustaaf, maar tevens opgedragen aan zijn oudere broer Hugo Verriest en Eugeen Van Oye. Waarom en kunnen wij niet (4.1.1859) Brief (12.1.1859) O vriend wat schaadt of baat het ons, (2.2.1859) en Nu of nooit! (2.2.1859) zijn persoonlijk gericht aan Gustaaf Verriest. Gezelle wou hiermee de jongen steunen die een mogelijke priesterroeping ernstig nam en naar aanleiding daarvan worstelde met een sterk besef van zwakte en zondigheid.

GGA 8924 F

Op zoek naar het genie

Uiteindelijk besloot Verriest geneeskunde te studeren eerst in Leuven en later in Wenen. Hij was dokter in Wervik van 1869 tot 1873 en trok daarna naar Duitsland om er verder te studeren. Vanaf 1876 werd hij professor aan de K.U. Leuven tot 1911. Na Gezelles dood ging hij op zoek naar een wetenschappelijke verklaring voor het dichterlijke genie van zijn oud-leraar.

Lees het verhaal over Gezelles bijzondere brein.

GGA 9476 F

Hugo Nestor Verriest

(Deerlijk, 26.11.1840 - Ingooigem, 27.10.1922)

Hugo Verriest was leerling aan het kleinseminarie van Roeselare (1854-1859). Hij kreeg er gedurende negen maanden les van Gezelle. In het Gezellearchief wordt nog schoolwerk van hem bewaard. Alhoewel hij later één van Gezelles grootste propagandisten werd, lijkt een verschil in temperament een zekere intimiteit tussen beiden in de weg gestaan te hebben.

GGA0224 01 Vaer al op de klare beke voor Hugo Verriest

Gedichten

Dat Gezelle ‘t Edele spel der vlugge schaverdijnders uitdrukkelijk aan hem opdroeg in zijn Gedichten, gezangen en gebeden (1862) heeft meer te maken met de belangrijke rol die Verriest speelde bij het verzamelen en uitgeven van deze gedichten. Iets persoonlijker is het onuitgegeven afscheidsgedicht Vaer al op de klare beke uit augustus 1858.

GGA 9207 F Speelplaats, kleinseminarie Roeselare

Blauwvoeterij

In 1860 studeerde Verriest filosofie en in 1864 werd hij tot priester gewijd. Kort daarop ging hij aan de slag als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (09.06.1864). Op 19 september 1867 gaf hij les aan het kleinseminarie te Roeselare, waar Albrecht Rodenbach één van zijn leerlingen was. Hij onderwees zijn leerlingen in de geest van Gezelle. Hij figureerde als spilfiguur binnen de Blauwvoeterij. Dit ook als redacteur van het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge, het medium van de Blauwvoeterij.

GGA 9482 F Gedenksteen Hugo Verriest te Ingooigem

Pastoor

Hij werd vervolgens kloosterdirecteur van de Zusters van Liefde in Heule (25.08.1877), superior van het college te Ieper (13.06.1878) en pastoor in Wakken (19.09.1888). Op 19 juni 1895 werd hij pastoor te Ingooigem tot 1912. Hij werd lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde in 1906. In hetzelfde jaar ontving hij ook een eredoctoraat van de Leuvense universiteit. Hij overleed in 1922.

GGA 9481 F

Dichter

Als auteur schreef Verriest romantisch impressionistische gedichten, verhalen en ander proza, waarvan met name de portrettenreeks Twintig Vlaamse koppen (1901) bijbleef. Hij schreef biografieën o.m. van Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach. Hij speelde een belangrijke rol in de Vlaamse beweging en was een zeer vurig spreker. Met zijn lezingen was hij een belangrijke promotor van Gezelle, al was zijn visie vaak eenzijdig.

GGA 8891 F

Karel De Gheldere

(Torhout, 18.08.1839 - Koekelare, 17.07.1913)

Karel De Gheldere was een neef van Eugeen van Oye. Vermoedelijk door zijn zwakke gezondheid was hij reeds 19 jaar toen hij de poësisklas van Gezelle bereikte in 1858-1859. Hij was een uitbundige, vrolijke jongen, met een goed gevoel voor humor. Hierop zinspeelt Gezelle in het gedicht dat hij over hem schreef: Aan Karel de Gheldere.

GGA0234 Gedicht Tranen voor Karel De Gheldere

Tranen

Een priesterroeping zat er niet in, maar De Gheldere vertrok wel naar Leuven in 1860 met de bedoeling Gezelle als leraar te volgen naar Engeland. In het rijmloze gedicht Tranen dat Gezelle aan De Gheldere schonk, beschrijft Gezelle zichzelf als een boer die na lange tijd weer naar zijn geboortegrond terugkeert. Het wordt in verband gebracht met Gezelles missionarisdroom. Toen de Engelse plannen niet doorgingen, studeerde De Gheldere geneeskunde.

GGA1069 Nachtegale schuifelare

Gedichten

Al vrij vroeg gaf hij zijn Jongelingsgedichten (1862) uit, die meestal dateren uit de Roeselaarse tijd. Vele ervan zijn ontstaan als schoolwerk. Enkele gedichten maken deel uit van een briefwisseling in gedichten met Gezelle. Ze hebben vooral de relatie leraar-leerling en het schrijven van poëzie als thema. In 1881 zouden ze dit herhalen met Nachtegale schuifelare waarbij ze elk om beurt een strofe voor hun rekening namen. Verder schreef hij Landliederen (1883) en Rozeliederen (1893). Hij was corresponderend (1889) en werkend lid (1892) van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.

GGA 8973 F

Edmond Van Hee

(Loo, 26.01.1841 - 23.07.1913)

Edmond (“Mon”) van Hee was een broer van de vroeg gestorven Modest en de meer bekende Alfons van Hee. Hij liep aanvankelijk school aan het college van Diksmuide en werd vanaf 1855 leerling aan het kleinseminarie te Roeselare (retorica 1861). Toen hij in 1859-1860 in de poësis kwam, was Gezelle deze klas reeds ontnomen.

GGA0215 1 G'hebt dan ook dat bitter water, handschr. Van Hee & Gezelle

Melancholie

Wel had hij tijdens de schooljaren 1857-1859 samen met Hendrik van Doorne enkele uren Vlaams en Engels gekregen van Gezelle in de vierde en derde klas. Hij was een knappe en levendige student die op dat ogenblik met psychische problemen kampte. Na een gesprek op Gezelles kamer op 8 december 1858 ontstond een uitwisseling van gedichten. Op 11 december omschreef Van Hee zichzelf als een eenzame schipbreukeling in het gedicht Kwade driften. Enkele dagen later wees Gezelle er in G’hebt dan ook dat bittere water op dat hij altijd kan rekenen op de hulp van de Kerk.

GGA0380 2 Gedicht van Gezelle aan Van Hee en zijn antwoord: gedicht Zal ik dit uw blank papier

Hoe vaart gij

Later evolueerden de gedichten naar andere onderwerpen. Net voor Gezelle opnieuw naar Brugge vertrok, vroeg hij in Hoe vaart gij hoe het met zijn oud-leerling ging. Van Hee antwoordde hierop met Hoe da’k nu vare! Na zijn studies aan de Leuvense universiteit vestigde hij zich als advocaat te Veurne. Via de lokale politiek werd hij in 1874 lid van de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen.

GGA 8965 F

Hendrik Karel Van Doorne

(Poeke, 16.04.1841 - Poeke, 14.09.1914)

Hendrik Van Doorne maakte voor het eerst kennis met Gezelle toen hij in 1854 het pensionaat begon. Gezelle ontfermde zich als surveillant over de dertienjarige die veel heimwee had naar huis en gaf hem de bijnaam “Poeke”. Hij had ook een goede relatie met Van Doornes familie die hij verschillende keren thuis bezocht.

Hoore tuitend’ hoornen

Gezelle is nooit klasleraar geweest van Van Doorne, wel gaf hij hem les in Vlaams en Engels. Toch zijn bijzonder veel gedichten in verband te brengen met die leerling. De meeste werden door Van Doorne verzameld of zijn door Gezelle in zijn album geschreven. Slechts enkele daarvan zijn persoonlijk aan hem opgedragen, b.v. ‘k Hoore tuitend’ hoornen (augustus 1860). Gezelle schreef het gedicht op een bidprentje. Niet toevallig dateren die gedichten hoofdzakelijk uit de zomer van 1860.

  • GGA0312 2
  • GGA0312 1
GGA 8805v

Engeland

Toen Gezelle daarna naar Brugge vertrok, volgde Van Doorne hem naar het Engels College en later het Engels Seminarie te Brugge. In augustus 1865 werd hij priester gewijd en een jaar later vertrok hij naar Engeland. Daar bleef hij ruim 30 jaar werkzaam. Gezelle bleef met hem corresponderen. Van Doorne keerde rond 1902 terug naar het ouderlijke huis te Poeke, waar hij in 1914 overleed.

GGA 9093 F

Literaire aanleg

Vandoorne had een zekere literaire aanleg en Gezelle zag in hem “een nieuwen schoonen dichter”. Hij hielp Verriest bij het voorbereiden van Gedichten, gezangen en gebeden (1862) en zou ook aan Rond den Heerd meewerken. Behalve een roman schreef hij ook een niet afgewerkt Gedenkboek met zijn herinneringen aan Gezelle te Roeselare.

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.