1002

Overschoone Mandel

Gezelle was leerling in Roeselare toen hij in 1848 ‘De Mandelbeke’ schreef. Het lange gedicht, 134 verzen, nam hij tien jaar later op in de eerste bladzijden van zijn “Vlaemsche Dichtoefeningen”. Verdiende het een prominente plaats in zijn ogen? Werd het geapprecieerd door zijn tijdgenoten en hoe lazen zij het? En kan het verhaal kloppen dat hij ooit zelf heeft opgehangen, namelijk dat de tekst voor hem de poort van het seminarie opende? Hoe dan ook heeft “De Mandelbeke” in zijn leven veel méér betekend dan een opstoot van jeugdsentiment.

Guido Gezelle
Read more
02 scan
Een boom, een beek

De Mandel, nog niet overwelfd, stroomde in Roeselare langs de zuidgevel van het kleinseminarie: aan die kant moest men over een brug het gebouw binnen. Nog bij de school, maar wat verderop stroomafwaarts, hing een treurwilg over het water. In het gedicht spreekt Gezelle hem rechtstreeks aan.

“Waerom, droeve Wilgeboom,
Staet gy op den Mandelstroom?
Waerom laet ge uw lange takken
Tot ’t koele water zakken?
Is ’t de liefde die u dwingt
En uw loof omleege bringt,
Om uw moeders schoot te kussen”

De Mandelbeke, v. 1-7

Your browser does not meet the minimum requirements to view this website. View the compatible browsers below. If you do not have any of these browsers, click on the icon to download the desired browser.