Gezelles keuze voor een Brugse drukker of uitgever was vaak eerder toevallig en had vooral te maken met de opdrachtgever of met zijn woonplaats. Met een aantal van hen had hij wel een meer diepgaand contact. Lees meer over deze interessante correspondentie.
De drukkers en uitgevers uit Brugge die Gezelles werk publiceerden waren Edward Gailliard, Honoré Vandenberghe-Denaux, het huis Petyt, de gebroeders De Plancke, Société Saint-Augustin en Karel Beyaert. Gezelle zelf hechtte geen belang aan zijn professionele briefwisseling. Hij gooide ze weg of verknipte het bruikbare papier tot taalfiches. Door deze fragmenten te reconstrueren krijgen we een bijzondere inkijk in het Brugse boekenbedrijf.
Voor de publicatie van Gedichten, gezangen en gebeden trok Gezelle in 1862 naar Edward Gailliard te Brugge. Uit de briefwisseling blijkt een intense samenwerking. Gezelle stond erop de drukproeven na te zien. Hij was bezorgd om de interpunctie, accenten in- en uitsprongen, de lengte van versregels en de witruimtes op de bladspiegel. De originele typografie van de bundel was bewust gekozen en moest het inhoudelijke experiment ondersteunen. De variatie aan lettertekens brachten Gailliard soms in moeilijkheden.
“Wy hebben de teekens ó niet. Indien het nogtans volstrekt noodig is zullen wy die verzen in een ander letter zetten.”
Net na de uitgave van Gedichten, Gezangen en Gebeden vatte Gezelle het plan op voor een Sint-Lutgardisgilde. Een jaarlijkse almanak moest hun gedrukt forum zijn. Ondanks aandringen van de drukker kwam de publicatie niet verder dan enkele proefdrukken. Daarnaast zou Gailliard voor Gezelle Kleengedichtjes gedrukt hebben op losse blaadjes met een rode omlijsting. Die deelde de dichter uit aan de buurtkinderen vanuit zijn opengeschoven vensterraam dat uitgaf op de reien.
Het geïllustreerd familiemagazine Rond den Heerd dat Gezelle samen met James Weale oprichtte, ging op 1 december 1865 van start. Gailliard was eerder drukker dan uitgever. De redactie, het financieel risico en de distributie werden gedragen door Weale en Gezelle. Het blad werd verdeeld tegen nauwelijks meer dan de kostprijs en had 1000 abonnees nodig om uit de kosten te raken. Ondanks een mysterieuze affichecampagne was maar de helft van de oplage verkocht. Na zes maanden gaf Weale er de brui aan. Gezelle droeg vanaf dan de volledige verantwoordelijkheid. Toen hij ziek werd in 1870 kwam Wemaer tussen. Adolf Duclos trok het financiële beheer naar zich toe en verplaatste het blad vanaf 3 juni 1871 naar Aimé Dezuttere. Gezelle moest daarbij afstand doen van de auteursrechten op zijn teksten.