Dagelijks vielen er bij Gezelle brieven in de bus: van familie en vrienden, oud-leerlingen, letterkundigen, collega’s en missionarissen van over de hele wereld. Gezelle bewaarde zo’n 7000 stukken, gaande van 1854 tot 1899. Hij schreef zelf ook dagelijks brieven aan de contacten uit zijn netwerk.
De 7000 brieven zijn soms heel persoonlijk en intiem of net heel zakelijk. Ze bevatten een schat aan informatie over de 19de eeuw. Verspreid over het volledige archief zitten nog vele brieven, die door Gezelle verknipt waren om ze opnieuw te gebruiken voor poëzie of taalkundige notities. Vele van deze brieven werden gereconstrueerd. De brieven van Gezelle zelf raakten verspreid en gingen vaak verloren. In het archief zijn er een 600-tal brieven van Gezelle zelf bewaard. Meestal gaat het om familieleden of nauwe vrienden als Eugeen Van Oye of August Cuppens.
Gezelle stuurde zijn eerste bundel Dichtoefeningen naar Conscience. Die schrijft bladzijden vol lof, maar zou wel het West-Vlaams achterwege laten.
“De ware dichters zyn zoo zelden, dat men wel juichen mag wanneer er een zich openbaert”
Op één van zijn Engelandreizen schrijft Gezelle een brief aan zijn meid met details over de moorden van Jack the Ripper.
“‘t Is in London een moordenaar die al drie vrouwmenschen opgesneden en de derms uitgehaald heeft en hy legt gedrukte brieven op strate waarop staat dat hij er negen moet hebben. God zegene en beware ons.”
Gezelle stuurt een wrevelige brief naar zijn ouders vanuit Roeselare. Hij is misnoegd dat hij niet naar huis kan komen omdat de superior hem aan het werk zet in het pensionaat.
“Ik heb alle dage in gereedheid gestaen om te komen, en nu ben ik wederom voor eene goeden tyd uitgesteld van Mr. Superior, die my tegen mynen wil en dank opgeleid heeft van my weke te doen in ‘t pensionnaet nevens de vyf anderen”
Eugeen Van Oye had Gezelle tijdens de vakantie een afstandelijk briefje gestuurd. Met deze vreemde brief wou Gezelle opnieuw de interesse wekken van zijn favoriete leerling door te schrijven in een nieuw verworven taal: het Hindoestani. Gezelles kennis van die taal kwam door een Hindoestani-bekeerling uit Agra die in 1858 aan het kleinseminarie te Roeselare verbleef.
“Hum toomra-pass hindustani-cheetee likna mankta---- that is I want to write to you a hindustani letter”
Deze brief van de echtgenote van de Brugse lithograaf Pierre Raoux was tot voor kort niet bekend. Door de reconstructie komt er nieuwe, verrassende informatie aan het licht.
“Nous avons reçu les beaux vers que vous avez eu la bonté de n[ou]s envoyer, c’est exquis, Pierre et moi, nous vous en remercions de tout coeur. Comme je vous l’ai dit, nous allons les faire exécuter à la pl[u]me, lettres manuscrit en couleurs et or sur une f[e]uille bristol grand format”
Het vraagt soms wat puzzelwerk om sommige brieven te kunnen lezen. Zeker wanneer de vier zijden kruiselings werden beschreven zoals veel Engelse correspondenten deden.
Jozef Bahri stuurt Gezelle een Hebreeuwse brief omdat hij gehoord heeft dat Gezelle deze taal bestudeert.
Gustaaf Janssens stuurt Gezelle woordverklaringen en illustreert dit met een tekening van een “handvleugel”.