Gezelle was in Brugge actief als redacteur en politiek journalist van 't Jaer 30. Hij lanceerde pittige aanvallen op de liberale vijanden. Werd Gezelle hierin gestuurd door de katholieke overheid? En wat was de rol van de enigmatische persoon Antoon Wemaer?
Antoon Wemaer was een enigmatische persoonlijkheid: directeur van het Grootseminarie en vicaris generaal van de Brugse bisschop Faict, mentor van Guido Gezelle, gulle kunstliefhebber en filantroop. Hij was de drijvende kracht achter de ultramontaanse strijd met de liberalen in het negentiende-eeuwse Brugge. Hij was de man die achter de schermen stevig de touwtjes in handen hield en nauwelijks sporen naliet.
Uitgever Honoré Vandenberghe-Denaux vestigde zich in 1861 te Brugge in de Gruuthusestraat, dichtbij kanunnik Antoon Wemaer die op de Dijver woonde. De directeur van het Grootseminarie liet vanaf 1862 zijn studieboeken door Vandenberghe drukken, later ook de publicaties voor de Sint-Pieterspenning en de Bibliothèque Choisie. Waarschijnlijk is het Wemaer die drukker Vandenberghe en redacteur Gezelle in mei 1863 samenbracht voor de opstart van het Kiesgazetje. Met ingang van 17 juli 1864 zette het driemanschap de samenwerking verder voor het politieke weekblad ‘t Jaer 30 (later 't Jaer 70)
Er werd uiterst zorg voor gedragen om rechtstreekse verbanden met het bisdom te camoufleren. Redacteurs werden niet bij naam genoemd. Inzendingen werden geanonimiseerd of verschenen onder een schuilnaam. De teksten werden vernietigd na het drukken. Wanneer de persconflicten vanaf 1867 ook in de rechtbank belandden, leidde dit tot een grotere voorzichtigheid. Zo is het opvallend dat Wemaer vanaf mei 1867 zijn brieven aan Gezelle niet meer in eigen naam tekende, maar met “X.”
“Wanneer wy ons aen dit bisschoppelyk papierken vuil maken, wachten wy ons wel den naem van den uitgever uit te spreken. Wy weten te wel, dat Vandenberghe hier slechts een blind en passief-instrument is van den zwarten boel.”
Feitelijk was het bisdom geen eigenaar van het blad. Er was geen financieel spoor te ontdekken vanuit het bisdom. De inkomsten moesten van de abonnementen en de advertenties komen. Onrechtstreeks werd de afname wel verzekerd via de katholieke netwerken. De leden van de kiesvereniging La Concorde stonden bijvoorbeeld in voor een groot deel van de advertenties. Bovendien blijkt uit de briefwisseling dat Wemaer de bijkomende nummers financierde in verkiezingstijd.
“N’y aurait-il pas moyen de faire paraître le Jaer 70 deux ou trois fois la semaine jusqu’aux élections? Je soignerai pour les frais.”
Gezelle stond er in de beginperiode alleen voor. Hij schreef aan Van Oye: Have you received the Jaer 30? I have worked very hard for it lately, in fact 10-12 numbers back are almost entirely of my own making. I have no one to help me as I wish to be helped, on the contrary many to criticise and annoy me. Wemaer vroeg collega’s bij te springen, met wisselend resultaat. Eind 1868 was er een meerkoppige redactie. Wanneer Gezelle het eind 1869 moeilijk kreeg, werd ingegrepen. Een groep “filosofen” kreeg de leiding. De veranderde toon van de krant had negatieve gevolgen, zodat Gezelle in ere hersteld werd.
“dat het blad een potpourri is van personaliteiten door de onderpastoors aeneengeschakeld, en dus is het moeielyker den waren opsteller te kennen”
De redactionele artikels werden elke week op donderdag afgewerkt. Op vrijdag werden de drukproeven nagelezen door Wemaer en werd ‘‘t Nieuws van de weke’ eraan toegevoegd, zodat de krant op zaterdag kon verschijnen. Het ritme van de briefwisseling wordt bepaald door deze cyclus, omdat Wemaer bij het begin van de week instructies geeft voor artikels of op vrijdag reageerde op de drukproeven. Bij het nalezen gaf Wemaer soms aanvullend commentaar op de artikels. Om de reeds gezette teksten niet meer aan te passen, werd die opgenomen bij de berichtjes van’ ‘t Nieuws van de weke’.
Naast feitelijke informatie over de activiteiten van de bisschop, waarover Wemaer verslag wil zien in ‘t Jaer 30, zijn er zijn "notes de directions" voor de politieke artikels. Gezelle zet hierbij de koele zakelijke instructies om naar een kleurrijk volks Vlaams proza. Thema's die aan bod kwamen in de instructies van Wemaer waren o.m. het lokale sociale beleid, het onderwijs, verkiezingen, aanvallen op Boyaval etc.
Een geliefd onderwerp was de verwijdering van de paters Capucijnen op het zand. Op 1 augustus 1866 stuurde Wemaer Gezelle notities en excerpten over de Capucijnen te Brugge voor een historische situering van de orde die plaats moeten ruimen voor het nieuwe station. Hij maakt de analogie tussen hun grote inzet voor de pestepidemie van 1666 en dezelfde voor de cholera-epidemie van 1866. Op 4 augustus brengt Gezelle de tekst uit Sanderus over de Capucijnen in ‘t Jaer 30. Hij werkt het contrast met het huidige bestuur verder uit. In de daarop volgende nummers komt hij er nog op terug.
De verkiezingen blijven uiteraard een belangrijk thema. In de aanloop naar de senaatsverkiezingen van 11 juni 1867 vraagt Wemaer Gezelle een extra nummer te publiceren. Hij geeft hem een hele lijst met argumenten tegen liberaal kandidaat Jules Boyaval. Het gaat onder meer over het feit dat hij meubels zou bestellen in Brussel en Parijs of dat hij uit gierigheid zijn paarden verkoopt en zijn personeel ontslaat omdat ze teveel eten: “Boyaval a vendu ses chevaux a congediés ses domestiques, parce qu’ils mangeaient trop."
“Peerd en koets heeft hy verkocht, om dat dat ook al geld moet kosten, wagemakers, smids en al die gasten zouden ook al naer zyn kasse komen lonken ; daer door spaert hy een knecht die hy kost en hure zoude moeten geven”
De katholiek kandidaat Charles Van Caloen werd gepresenteerd die zijn fortuin ten dienste stelde van de lokale economie. Zo zou hij de bouw van zijn kasteel te Loppem volledig laten uitvoeren door vakmannen uit Brugge. Wemaer stelt: “M. Van Caloen de Gourcy fait l’emploie le plus magnifique de sa grande fortune en faveur des habitants de Bruges. Il a fait construire depuis 10 ans le magnifique chateau de Lophem, qui lui coutera près d’un million. Le bois de construction vient de Bruges, les maçons de Bruges et de Lophem les charpentiers, les sculpteurs, les peintres de Bruges.”
“hy doet geheel jaren werken en dat door volk van alhier. Wie heeft er zyn kasteel gebouwd te Lophem? Van waer komt het steen, het hout, de beeldsnyderye, de schilderinge?”
Wemaer vond het als censor meer dan eens nodig om Gezelle in te tomen omwille van zijn directe stijl. Meestal kwam de reactie naar aanleiding van commentaar van derden. Hij liet lezersbrieven inhouden die aanleiding konden geven tot processen en berispte Gezelle omwille van zijn prikkelende berichtjes in ‘‘t Nieuws van de weke’. Zijn reactie op een berichtje naar aanleiding van het koninklijk bezoek van Queen Victoria was: “De differents cotés j’ai entendu des critiques sur les petites articles touchant le Roi et la Reine d’angleterre. Prenez pour règle de parler toujours d’une maniere convenable de l’autorité royale. Je vois en fait dans le temps la même observation par rapport à l’Empéreur des Français. Dès qu’il transpire qu’une feuille est dirigée par un prêtre, celui-ci doit prendre d’autant plus de précautions afin que l’ennemi n’ait rien de mal à dire.”
“De weeuwe Hael-berd-thuis, koninginne (en pausinne) van Engeland komt onzen Koning bezoeken. Twee natte zakken en kunnen malkaer niet droogen; maer wat zal moeder Kap-roet-'t huis daer van zeggen?”
Ondanks Wemaers censurerende ingrepen kwam het 't Jaer 30 in de problemen met het gerecht. Er was een aanslepend conflict tussen het gemeentebestuur van Sint-Denijs en de kerkfabriek. Dat escaleerde toen de bisschop weigerde het nieuwe kerkhof in te zegenen. Onderpastoor Van Eecke preekte dat de gemeente op Bijbelse wijze door het vuur gestraft zou worden. Dit werd herhaald in ‘t Jaer 30 waarin een apocalyptische droom beschreven werd waarin Sint-Denijs in vuur en vlam stond. De liberale verantwoordelijken voor het nieuwe kerkhof werden bij name genoemd. In de nacht van 11 op 12 juli werd er bij een aantal van hen werkelijk brand gesticht.
Gezelles ’t Jaer 30 kwam ter sprake als inspiratiebron voor de brandstichting. Het parket startte een gerechtelijk onderzoek. Uitgever, Honoré Vandenberghe-Denaux, werd opgepakt en verbleef acht dagen in de cel. Bij een huiszoeking zocht de politie tevergeefs naar het handschrift van de twee beruchte teksten uit ’t Jaer 30, maar vond geen sporen die naar het bisdom of Gezelle konden leiden. Hij werd wel gedagvaard als getuige in het daarop volgende proces. Tot in de Kamer van volksvertegenwoordigers werden heftige debatten over de persvrijheid gehouden. Eind juni 1870, werd de krant overgenomen door Modest Delplace met als nieuwe titel ’t Jaer 70.
We kunnen concluderen dat het bisdom via Wemaer nauwlettend stuurde op de organisatie en de redactie van ‘t Jaer 30. Hij bepaalde welke thema’s wanneer besproken werden en waakte ook over het profiel van het weekblad. Gezelle vertolkte met veel bravoure de aangeboden standpunten. Hij creëerde er een populair medium omheen in een pittige, volkse stijl voor een publiek dat zich niet herkende in het aanbod van La Patrie of De Standaerd van Vlaenderen.
Lees de brieven van Antoon Wemaer aan Guido Gezelle
Lees het uitgebreide verhaal in het komende nummer van het tijdschrift Biekorf
“Antoon Wemaer is als de vader en de raedsman van bykans elken priester of geestelyke in het bisdom, de vader en de steun van ieder goed werk, de vader en de vriend van al die er omtrent komen, tot den laetsten werkman van 't seminarie toe.”
Een mooi voorbeeld van hoe het in zijn werk ging, krijgen we begin juni 1865, wanneer Wemaer het sociale beleid van het Brugse bestuur op de korrel wou nemen: “Ne pourriez vous pas écrire quelques articles sur les bienfaits accordés par les libéraux aux pauvres”. In de marge deed hij een suggestie van titel “Hoe de averegtsche de armen helpen en bystaen”. Wemaer schetste er vrij zakelijk vier onderstreepte thema’s met de argumentatie in het Frans, o.m. over het wanbeleid in de Bogardenschool: “école bogarde des garçons et des filles ou diminue toujours le nombre des enfants des pauvres qui y sont reçus cependant nos ancêtres ont fait des fondations pour entretenir ces enfants des pauvres”. Hoewel er duidelijk echo’s zijn van Wemaers insteek is het mooi om zien hoe creatief Gezelle de koele zakelijkheid omzet naar kleurrijk volks Vlaams proza. Bovendien groepeert hij de argumenten anders en voegt hij er nog enkele aan toe. Onder Gezelles pen werd het:
“Daer is eene oude schole in stad, genaemd van de “Steê bollen”, met hunne oude kleedinge aen, die getuigt van vroegere eeuwen en vroegere christelyke weldadigheid; daer wordt nu ook ievers met de averegtsche hand in gevrocht: krygt daer iemand in! 't Vermindert, 't vermindert en 't loopt ten nieten uit, uit het huis van den armen, in den grooten oceaen van geld die de wereld meester is en averegtsch bestiert.”
In de kleine berichtjes van ‘‘t Nieuws van de weke’ kreeg Gezelle de vrije hand. Vaak gaf hij er een pittige of humoristische toets aan om de lezers te prikkelen. Daarbij overschreed hij soms bepaalde grenzen. Zo berichtte hij over een begijn: “'t Is te Brugge een beggine en ze draegt al twaelf jaer den doek tegen heur herte. Dat het Bara wiste! Dat is een' dingen van die kloosters!” Wemaer gaf de volgende reactie: “Un petit article du Jaer 30 de Samedi passé huit jours, touchant une beguine, a causé quelque émotion. Ne parlez plus de cela à l’avenir.”
De nieuwemode paters
Zondag avond, lustig een pintje bier drinkende, las en herlas ik den artikel 't Jaer 30, waerin ik zag dat de nieuwemode paters tot Sint Denys toegekomen, die ik wete op eene lutheraensche wyze dooden te begraven, zieken te bezoeken enz., dat zy gingen eene missie openen, en ik vond dien artikel zoo kluchtig, dat ik er 's nachts van droomde. Ziet hier waervan : Er ontstond tusschen 12 en 2 uren van den nacht, een zeer geweldige brand aen den Vierabeele. Geheel de prochie lag in eenen diepen slaep gedompeld, toen eensklaps de stormklok hare noodkreten deed weergalmen. Pater Eduard, of tweede dominé, was alleen nog wakende, in zyn brouwers huis, alwaer hy, overvallen van bezigheid, nog sedert drie dagen en drie nachten, uit zyne kleederen niet had kunnen springen. Men zegt dat de priesters, als zy ter plaetse zyn, den brand kunnen beletlen van voort te zetten. Is het hel zelve met die nieuwemode paters of dominés, ik zal het aen geleerdere als ik laten beslissen. Evenwel de dominés kwamen spoedig toegesneld, Pater Eduard, alleen nog wakker, was ook de eerste ter plaetse van het gevaer. Daer liep hy wanhopig rond, en riep, en kermde zoo geweldig, dat er hem een ader sprong. Daeruit vloeide een kouleurig watertje. Het volk dat intusschen toegekomen was, zeide: den eenen, hel is petrolie, den anderen, het is bier. Hoe, zei een derde, zoude het kunnen bier zyn, die pater en is toch maer gewend van water te lekken. Men overgoot hem buiten en binnen met eenige
druppels franschen, en het was juiste gedaen toen pater Auguste, of eerste dominé, toekwam, maer wat rond gezien hebbende, zynen blaesbalg opengezet hebbende aen de vier hoeken van het huis, alsom den brand te verdryven, vertrok hy, zeggende: 'k verwachte de vlasmarchands, 'k zou geern eenige flaschen wyn bereiden. om mynen vlasschaerd te dierder te verkoopen, maer ziet, pater Désiré, onze overste komt daer, gelyk hy almagtig is, zoowel te Brussel als te Brugge, hy zal het overige doen. Désiré klom op den zolder, waer den brand ten geweldigsten gloeide, hy stak zyn hoofd door de zolderveister, en sprak het volk dat huilde van spyt en schrik in dezer voegen aen: a Menschen, weest altemale kalm en voorzichtig in de zake van ons schoon nieuw kerkhof"; en Mynheer de Bisschop zal moeten buigen of bersten. » Hoe, zei het volk, is hel nu wel een' oogenbIik van daervan te spreken? Smyt hem van den zolder, en hy vloog langs den trap gelyk een sneeuw bolle door de lucht, Intusschen, paterke Victor lag nog in zyn wiege te slapen, toen hy met eens, de stormklok hoorende, opsprong, en peizende dat het eene nieuwemode begravinge was, hy trok zyn beste laken broek aen, toen Madam zei: Maer Victorke, 't en 't en is geene begravinge, het brandt. Blyft t' huis, eer dat gy met eene brandkole in uwen broekzak wère' komt, en geheel onzen winkel in brande steekt, en dat er noch boeren noch menschen meer in en komen. En Victoorke gehoorzaemde, en hy stropte zyn wit zomerfraksken aen en ging wat óver de halve deure gaen zien, zeggende: ik zal't huis blyven, want by twee a drie minuten zal de wind keeren en de brand zal ophouden. Erger gebeurde het met pater Isedore of Dominé nr. 3. Geenen tyd meenende te hebben om zyn kazaksken aen te doen, hy spoedde hem in aller yl naer den brand in zyne hemdemauwen, met eenen grooten boek onder den arm. Het was den code civil. Daer wandelde hy heen en weder, zeggende: In de zaken van brand, den code civil zegt dit, den code civil zegt dat. Jamaer, het ongeluk wilde dat broeder Garibaldi, die maer gebruikt en wordt in groote omstandigheden, in merkweerdige veldslagen, dat hy daer juiste kwam aengereden; 't huis komende van Zwitserland of van Mons, k wilder af zyn, en Isedore ziende met zynen grooten boek, hy meende dat het een kobbejager uit de helle was, of wel een tooveraer, die den brand over 't huis had neèrgetrokken, en hy schiet zoodanig op in woede, dat hy Isedorke by zyn beenen neemt, en met hem de kolen afvaegt van het brandende dak. Pater Isedore schreeuwde en tierde zoo geweldig: myn code civil, myn code civil, dat ik half wakker wierd, en peizende dat het waer was dat 't brandde, 'k was seffens aen de voordeure om te loopen blusschen, maer ziende dat elk in nachtgewaad was, en niet om in den klaren te komen, ik keerde weder naer myn bedde en zei: wat aerdige droom, 'tJaer 30 zou dat moeten weten.
In 't nieuws van de weke voegde Gezelle de namen toe:
De byzonderste personnagien van den liberalen kerkhof theater, zyn: MM. Désiré Glorieus, ex-burgemeester, en zoo 't schynt, framasson van de logie A. August Mullie, tegenwoordige burgemeester, en eetyds zeer christelijke jongeling. E. Delbecque, schepen en grrroote vriend van den framasson Bara. V. Devos, raedslid en profeet. En eenige andere, min invloed hebbende, waeronder nooitgedeugde. Deze
hebben 't christelijk prochietje de wegen van 't framassonsche liberalisme doen inslaen, en er de liberale religie en zeden ingeplant. Ah!
progresmannen, vreest dat fraei volk dat gy geblinddoekt hebt en willen verbasteren!
't Jaer 30, 04.07.1868
(foto kerk Sint-Denijs, beeldbank Kortrijk)
Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.