Gezelle schreef dit lied in 1872 voor het huwelijk van een timmerman die lid was van de muziekvereniging van Adolf Verriest.
Temmerman
God maakte eens eenen temmerman,
en temmerde er veel jaren an:
niet flauw gelet,
niet al te vet,
van lijve en van verstand adret.
En, zei hij tot dien temmerman:
Gaat zien wat hout u passen kan.
Zoo ging hij en hij zag rondom
van alle soorten, recht en krom;
op een alleen,
zoo 'n was er geen,
zijn hert viel en zijn oog med'een.
En zei hij: 'k Bouw een arke ervan,
waarin mijn hertje rusten kan.
Hij sprak en deed lijk Noë, maar
j' en temmerde hij geen honderd jaar:
't was eer gedaan;
hij is voortaan
zoo vast getemmerd en voldaan,
dat, of de wereld weêral zwam,
hij, in zijn' arke, erdeure kwam!