Dichteres Ann Slabbinck vereenzelvigt zich langs de waterkant met Gezelles ruischende ranke riet!
O! 't ruischen van het ranke riet!
o wist ik toch uw droevig lied!
wanneer de wind voorbij u voert
en buigend uwe halmen roert,
gij buigt, ootmoedig nijgend, neêr,
staat op en buigt ootmoedig weêr,
en zingt al buigen 't droevig lied,
dat ik beminne, o ranke riet!
(zo rank ben ik niet)
- dan voel ik dat ik in de wereld sta
- soms, ja …
- soms, ja … meestal vlak ervoor of erna
- o, had ik dat maar van u verstaân
O! 't ruischen van het ranke riet!
hoe dikwijls dikwijls zat ik niet
nabij den stillen waterboord
alleen en van geen mensch gestoord,
en lonkte 't rimplend water na,
en sloeg uw zwakke stafjes ga,
en luisterde op het lieve lied,
dat gij mij zongt, o ruischend riet!
- het langs jou gaan
- ik weet het niet, je hebt het me nooit verteld
- gaat het een beetje, ja?
- o, ik ben het niet
O! 't ruischen van het ranke riet!
hoe menig mensch aanschouwt u niet
en hoort uw' zingend' harmonij,
doch luistert niet en gaat voorbij!
voorbij alwaar hem 't herte jaagt,
voorbij waar klinkend goud hem plaagt;
maar uw geluid verstaat hij niet,
o mijn beminde ruischend riet!
- o, nee, ik ben het niet
- heel veel, geloof me
- heel weinig, ik zing wel, maar ik durf het niet
Nochtans, o ruischend ranke riet,
uw stem is zoo verachtlijk niet!
God schiep den stroom, God schiep uw stam,
God zeide: "Waait! . . ." en 't windtje kwam,
en 't windtje woei, en wabberde om
uw stam, die op en neder klom!
God luisterde. . . en uw droevig lied
behaagde God, o ruischend riet!
- o, ik ben het niet
- dank u!
- wabberen? Sorry, maar ik laat niemand om me heen … w.a.b.b.e.r.e.n. … - echt, echt niet
O neen toch, ranke ruischend riet,
mijn ziel misacht uw tale niet;
mijn ziel, die van den zelven God
't gevoel ontving, op zijn gebod,
't gevoel dat uw geruisch verstaat,
wanneer gij op en neder gaat:
o neen, o neen toch, ranke riet,
mijn ziel misacht uw tale niet!
- ik ben het niet, echt, echt niet, uw ranke ruischend riet!
- dank u!
- ik doe het graag, geloof me
O! 't ruischen van het ranke riet
weêrgalleme in mijn droevig lied,
en klagend kome 't voor uw voet,
Gij, die ons beiden leven doet!
o Gij, die zelf de kranke taal
bemint van eenen rieten staal,
verwerp toch ook mijn klachte niet:
ik! arme, kranke, klagend riet!
Guido Gezelle, Dichtoefeningen
- ah, dan toch. Over wiens lied gaat dit hier eigenlijk?
- pardon? Kranke taal van eenen rieten staal? Spreek je zo over mij tegen je beste vriend?
- ah … dan toch. W.a.b.b.e.r.e.n., wat een woord …: Ik wabber, jij wabbert, hij wabbert, wij wabberen, zij wabberen
Ann Slabbinck (°1978, Brugge) werkt als psychologe in het Psychiatrisch Centrum Gent-Sleidinge. Ann won de Prijs Humane Zorg in 2018 en zet zich in om de psychiatrie te hervormen van binnenuit. Ze maakte deel uit van het dichterscollectief Het Venijnig Gebroed. Naast psychologe en dichteres is ze ook meester in beeldende kunsten. Ann switcht graag en vaak tussen media. Poëzie is haar lijfeigene, daarmee kleedt ze de wereld aan.