Gezelle zat geregeld mee aan de feestdis bij vrienden of parochianen.
“[Gezelle] was ook zeer gegeerd in gezelschap; hij had zoovele “ressourcen” hij kon zoo geestig zijn, zoo leuk vertellen, zoo welgemeend meelachen, hij zat zoo gaarne bij een tafel vol vrienden, hij kon zoo aardig met kinderen omgaan, hij dronk gaarne een goed glas goeden wijn en rookte gaarn een lekkere sigaar, onder ‘t praten over allerlei dingen waarin hij tehuis was: en hij was in àlles tehuis.”
Er bleven een zestigtal menukaarten bewaard, vaak mooi versierd voor een bijzondere gelegenheid. De feestmaaltijden uit Gezelles tijd waren zeer uitgebreid, tot dertien gangen toe. De gerechten droegen tot de verbeelding sprekende namen als “Vrijburgsche oppekoppedopkes, krieken-zuipt-de koelte-eruit, Brugsche binnen-bestjes en Turksche kwakkelpanne”. Gezelle werd dikwijls gevraagd om te helpen bij het opstellen ervan. In zijn strijd tegen de bastaardwoorden verving hij de Franse namen van de gerechten door Vlaamse varianten. Ook het Franse woord “menu” veranderde hij door “weerdschap”, wat maaltijd of banket wil zeggen.