Zes reproducties aan de muur van de leeszaal in Hoofdbibliotheek Biekorf tonen de rijkdom en diversiteit van de erfgoedcollecties van de Brugse bibliotheek. Ook het Gezellearchief is vertegenwoordigd met een reproductie van het poëziehandschrift van Guido Gezelle van het natuurgedicht “Bonte abeelen”.
Eén van de reproducties die de muur in de leeszaal siert, is Gezelles poëziehandschrift van het natuurgedicht “Bonte abeelen” uit de dichtbundel Rijmsnoer. Gezelle schreef het op 12 februari 1897.
Het gedicht gaat over een sneeuwbal-abeel, een boom met blaadjes die bovenaan groen en onderaan wit zijn - Wit als watte, en teenegader (=tegelijk) groen. Door de wind krijg je een spel van witte en groene blaadjes. Het gedicht bevat dan ook veel klanken en alliteraties (wakker, als een wekkerspel, wikkelwakkelwaait > om snelle beweging van de blaadjes in de wind weer te geven). Gezelle gebruikt op het einde de “bonte abeelen” ook als werkwoord “bonte-abeelt” het (in de zin van bewegen). Dus de blaadjes bewegen als de wit-grauwe vlucht van de duiven.
Het handschrift is een nethandschrift en gesigneerd. Het bevat de mooie en typische arceringen van Gezelle (ook typisch voor zijn latere handschriften).
Wit als watte, en teenegader
groen, is 't bonte abeelgeblader.
Wakker, als een wekkerspel,
wikkelwakkelwaait het snel.
Groen vanboven is 't en, zonder
minke, wit als melk, vanonder.
Onstandvastig volgt het, gansch,
't onstandvastig windgedans.
Wisselbeurtig, op en neder,
slaat het, als een' vogelveder.
Wit en grauw, zoo, door de lucht,
"bonte-abeelt" de duivenvlucht.