Guido Gezelle was stichtend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Dit leidde tot een drukke briefwisseling met de medeleden, zo’n duizend brieven in totaal. Het gaat om prominente figuren uit het toenmalige literaire leven in Vlaanderen, Frans-Vlaanderen, Nederland en Friesland.
De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde werd opgericht te Gent op 8 juli 1886. Ze had twee doelstellingen: de literatuur in de volkstaal bevorderen en initiatieven coördineren voor de ontwikkeling van de wetenschappen in het Nederlands. Guido Gezelle was een van de stichtende leden.
In maart 2020 gingen we van start met dit nieuwe deelproject van de online editie van de Guido Gezellecorrespondentie. Samen met een uitgebreide groep vrijwilligers pakten we de briefwisseling met de leden van KANTL aan, samen goed voor zo’n duizend brieven, inclusief briefwisselende en buitenlandse leden. Het gaat om belangrijke figuren uit het toenmalige literaire leven zoals J.A. Alberdingk Thijm, Pieter Willems, Ignace De Coussemaker, Willem De Vreese, Max Rooses, Jan Van Droogenbroeck, Gerrit Jacob Boekenoogen, Albert Verwey...
Opvallend is dat ook binnen dit netwerk van prominente figuren Gezelle het centrale aanspreekpunt is. De leden gaan bij hem te rade voor hun eigen literaire of wetenschappelijke publicaties. Met zijn taalbroeders zoals Karel Deflou bespreekt de dichter allerlei filologische onderwerpen. Bij de uitgaves van middeleeuwse handschriften in het kader van de Academie is Gezelles inbreng groot.
Bij de start van de Academie waren er 18 werkende leden, geleidelijk aan werd dit opgevoerd naar 25. Daarnaast waren er 10 briefwisselende leden en 25 buitenlandse ereleden. De ledenverkiezingen verliepen niet zonder slag of stoot. Gezelles brieven werpen een licht op dit proces. Ze tonen het gekonkelfoes, de bitsige strijd tussen de liberale leden en de katholieke, de regionale duels... en wie op Gezelles steun kon rekenen.
De brieven waren zakelijker van aard als het om literaire en taalkundige onderwerpen ging. Met andere correspondenten groeide er tijdens de maandelijkse vergaderingen een warme vriendschapsband. Dit corpus bevat dan ook omvangrijke correspondenties uit het Gezellearchief zoals met Edward Gailliard, Johan Winkler, Alfons Janssens en Jan Bols.
Editeurs: Prof. Piet Couttenier, Prof. Rik Van Gorp, Jan Geens, Karel Platteau, Paul Thoen, Stefaan Maes, Bart Vandekerkhove, Els Depuydt, Johan Van Eenoo, Koen Calis, Sofie Leyts, Birgit Ampe, Inge Geysen, Seppe De Schepper, Lut De Neve, Dirk Geirnaert, Louise Snauwaert en Sofie Meneve.
Research: Marc Carlier.