Pieter Busschaert

Damme 28.07.1840 - Vichte 10.01.1892

Pieter Busschaert was de zoon van Ludovicus Busschaert, bakker, en Sabina Vankerschaver. Hij doorliep de humaniora in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge, waar hij les kreeg van o.m. L. L. De Bo. In een schoolschrift verzamelde hij er zijn verzen onder de titel Knopjes en Bloempjes in 't College geplukt.
In 1859 vatte Busschaert priesterstudies aan in het kleinseminarie in Roeselare, waar Guido Gezelle les gaf. Met Gezelle bleef hij zijn hele leven bevriend. Het gedicht "Kom e keer hier, flieflodderke" dat Gezelle in 1860 schreef, werd ‘aan Pieter Busschaert van Damme' opgedragen. Ook later deed Gezelle nog een beroep op zijn muzikale kennis. Bij zijn gedicht "O Maria, die daar staat", vermeldde hij: "Zangwijze Pieter Busschaert". Tijdens zijn studies aan het grootseminarie te Brugge, dirigeerde Busschaert de Schola Cantorum. In die tijd componeerde hij ook een Stabat Mater, dat jaarlijks tijdens de Heilig-Bloedprocessie werd gezongen. Toch zou hij geen muziek ‘studeren’, wat volgens het artikel van Edgar Tinel in Musica Sacra één van Busschaerts frustraties was. Als autodidact schreef hij wel verschillende missen van de zestiende-eeuwse componist Giovanni Pierluigi da Palestrina over om zich diens schrijfwijze eigen te maken. Later leerde hij ook het oeuvre van Bach, Haydn, Beethoven, Schumann en Brahms kennen.
Op 17 december 1864 werd Busschaert tot priester gewijd, op dezelfde dag als Hugo Verriest. Beiden werden kort nadien aangesteld als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. Pieter Busschaert kreeg er de poësisklas toevertrouwd en gaf muzieklessen aan de geïnteresseerde leerlingen, waaronder Karel Mestdagh.
In 1877 werd Busschaert onderpastoor in Blankenberge, waar hij vaak ontmoetingen had met Edgar Tinel en Maria Belpaire. In 1883 werd hij pastoor in Vichte. Op al deze plaatsen werd hij erg gewaardeerd als muziekkenner. Als goede vriend van de Brusselse conservatoriumdirecteur F. Gevaert zetelde Busschaert regelmatig in de jury bij orgelwedstrijden aan deze instelling. Ook bij het eindexamen van de "Ecole de musique religieuse" in Mechelen maakte hij dikwijls deel uit van de jury. Dat Busschaert veel belang hechtte aan de muziek in de kerkdienst, blijkt uit het feit dat hij "sponsoring" zocht om het oude orgel van de kerk in Vichte te vervangen. Op 12 maart 1891 was het zover: het nieuwe instrument werd ingespeeld door Alphonse Mailly. Lang heeft Busschaert er echter niet van kunnen genieten. Op 10 januari 1892 stierf hij in zijn pastorie op 52-jarige leeftijd.
Hij componeerde op tekst Guido Gezelle van o.a "Bedevaartlied ter eere van O.L. Vrouw van ruste", "O Blijde maand!", "O Maria die daar staat"," O Maria onbevlekte, Jesu allerliefste kind", "O Eene uit al", "O Moeder Gods, Feestlied", "Te lande en langs de dreven". Busschaert schreef, behalve de muziek voor dit grote aantal gedichten, vooral vocale kerkelijke muziek.
“Hij bestierde die prachtige avondzangen en lamentatiën Jeremiae en stond met dwingende oogen en begeesterd hert boven onze hoofden, en zong!... maar spoog vlokken bloed in zijnen roodbloedenden zakdoek!... 't Was uit, en monkelend liet hij hem weder naar boven dragen en vezelde zoetjes: ‘Was het schoon?’ Arme vriend! - Hij moest sterven, meenden wij. Hij en stierf niet. Hij beterde, maar bleef krank.”
Hugo Verriest - Twintig Vlaamsche koppen 1901
  • Engels 20klooster1 A 038 002r
  • Engels 20klooster1 A 038 067r
  • Engels 20klooster1 A 038 067v
  • SL714 005 lerarenkorps1874
  • GGA 4633r
  • B OB GG2079 000voorplatr
  • GGA1892 02
  • GGA1892 01

Online editie van de brieven van de leraars met Gezelle

Hier kan je de digitale beelden van de brieven vinden samen met de volledige doorzoekbare tekst. De brieven zijn verrijkt met biografische en contextuele informatie.

Lees de brieven van Pieter Busschaert
GGA 6336r

Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.