Liévin Bruneel, zoon van Petrus Bruneel, landbouwer, en Josephina Minne, kreeg zijn priesterwijding te Mechelen op 09.11.1821. Hij werd onderpastoor in Westvleteren (29.06.1822) en in Ieper (19.11.1825). Vervolgens ging hij aan de slag als professor aan het grootseminarie te Brugge op 01.10.1833. Hij werd president van het grootseminarie en lid van de bisschoppelijke raad op 14.08.1838. Hij bleef professor en president tot 16.06.1869.
Vermoedelijk schreef Gezelle het gedicht "Mag ik opstaan en wat spreken" voor zijn zilveren jubileum als president.
Ondertussen kreeg hij verschillende benoemingen: erekanunnik (04.10.1834), titulair kanunnik-theologaal (09.09.1840), ere-vicaris-generaal van het bisdom Brugge (29.12.1853), Prosynodale examinator (14.08.1838), apostolische protonotarius ad instar participantium (26.01.1866), huisprelaat van de paus (08.08.1862). Mgr. Faict benoemde hem tot vicaris-generaal en kanunnik cantor (17.06.1869). Hij werd voorzitter van de bisschoppelijke raad voor kloosterzaken (16.06.1869). Hij oefende zijn functie uit tot 04.08.1880.
Gezelles poëziehandschrift van "Mag ik opstaan en wat spreken"
Online editie van de brieven van de leraars met Gezelle
Hier kan je de digitale beelden van de brieven vinden samen met de volledige doorzoekbare tekst. De brieven zijn verrijkt met biografische en contextuele informatie.
Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.
Deze website maakt gebruik van cookies. De cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd en daarom plaatsen we die zonder toestemming. Lees hier meer over onze privacy politiek.