Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en de prentenhandel in de Gruuthusestraat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Als autodidact wist hij zich op eminente wijze in te werken in de geschiedenis en de taalstudie en legde hij zich in het bijzonder toe op de toponymie. Zijn voornaamste werk waren de van 1914 tot 1938 verschenen 18 delen van het Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de Graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu. Hij werd corresponderend (13.12.1887-16.08.1893) en werkend lid (18.10.1893 - 27.06.1931) van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en lid van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (1926). De Katholieke Universiteit Leuven verleende hem een eredoctoraat in 1928. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode.
Online editie van de brieven
Hier kan je de digitale beelden van de brieven vinden samen met de volledige doorzoekbare tekst. De brieven zijn verrijkt met biografische en contextuele informatie.
Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.
Deze website maakt gebruik van cookies. De cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd en daarom plaatsen we die zonder toestemming. Lees hier meer over onze privacy politiek.