Joseph van Caloen kreeg privé-onderwijs Nederlands, o.a. van Guido Gezelle. Hij leverde een aantal opstellen voor Rond den Heerd. Hij wou in 1868 als zoeaaf naar Italië maar hij werd om gezondheidsredenen geweigerd. In mei 1870 werd hij lid van de ,,Société Archéologique de Bruges". In 1871 publiceerde hij onder impuls van Gezelle zijn eerste werk bij drukker Modest Delplace. In 1872 werd hij lid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. Op het einde van dat jaar trad hij in bij de benedictijnen te Maredsous en hij werd op 23 december 1876 tot priester gewijd. In 1877 werd hij prior en novicemeester van de abdij, op 03.11.1881 stichtte hij in Maredsous een abdijschool waarvan hij ook rector werd. Hij richtte een bibliotheek op in Maredsous en werd er de eerste bibliothecaris. In 1882 publiceerde hij het eerste liturgische gebedenboek in het Frans en hij was de stichter van de Revue Bénédictine. Hij werd procurator van de Congregatie van Beuron in Rome (1886) en in 1887 studieprefect aan het Sint-Anselmuscollege in Rome. Hij was eveneens de stichter van de abdij Keizersberg in Leuven. In 1895 ging hij naar Brazilië en werd abt van Olinda (1896) en Rio de Janeiro (1905). Op 16 juni 1901 stichtte hij een benedictijnerklooster te Sint-Andries (de abdij van Zevenkerken) en op 18.04.1906 werd hij tot titelvoerend bisschop van Phocea te Maredsous gewijd. Van 1908 tot 18.05.1919 was hij aartsabt van de Braziliaanse congregatie. Hij keerde ziek terug naar de abdij van Sint-Andries van Brugge en hij verbleef sinds 1925 te Antibes.
Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.
Deze website maakt gebruik van cookies. De cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd en daarom plaatsen we die zonder toestemming. Lees hier meer over onze privacy politiek.