Joseph van Caloen werd geboren te Loppem op 12 maart 1853 als oudste zoon van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps, de bouwheren van het kasteel van Loppem. Zijn jeugd stond in het teken van de neogotiek, het katholieke reveil en de christelijke oudheidkunde. Hij kreeg thuisonderricht in het Frans. Rond 1866-67 werd hij bevriend met Guido Gezelle, die zijn interesse wekte voor het Nederlands. Anders dan soms werd beweerd, was Gezelle nooit Josephs privéleraar Nederlands, wel begeleidde hij hem bij zijn eerste opstellen in die taal. Joseph leverde een aantal opstellen voor Gezelles tijdschrift “Rond den Heerd”. In 1871 publiceerde hij onder impuls van Gezelle zijn eerste werk “De Vier Kruisreliquien” bij drukker Modest Delplace. Dankzij Gezelle werd hij bestuurslid van de Société Archéologique de Bruges (1870). Als vriendendienst aan Joseph schreef Gezelle in 1870 verzen voor de muurschilderingen in het Blauw Salon te Loppem. In 1872 werd hij lid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. Op 11 november 1872 trad hij in bij de benedictijnen, onder de kloosternaam Gérard. Hij werd op 23 december 1876 tot priester gewijd, in 1877 prior en novicemeester te Maredsous. Op 1 augustus 1878 vroeg hij Gezelle per brief om ook in te treden. op 3 november 1881 opende hij te Maredsous een abdijschool waarvan hij ook rector werd. Hij richtte een bibliotheek op in Maredsous en werd er de eerste bibliothecaris. In 1882 publiceerde hij het eerste liturgische gebedenboek in het Frans en hij was de stichter van de “Revue Bénédictine”. Hij werd procurator van de Congregatie van Beuron in Rome (1886) en in 1887 studieprefect aan het Sint-Anselmuscollege in Rome. Hij was eveneens de stichter van de abdij Keizersberg in Leuven. In 1893 zond paus Leo XIII hem naar Brazilië om er de benedictijnerorde te hervormen. In 1895 nam hij definitief afscheid van Maredsous, om zich in Brazilië te vestigen. Hij werd abt te Olinda (1896) en Rio de Janeiro (1905). In Europa richtte hij drie missieprocuren op, o.a. één te Sint-Andries (15.01.1899), vanaf 17 juni 1901 Abdij van Zevenkerken genaamd; Dom Gérard was de eerste abt. Op 18 april 1906 werd hij tot titelvoerend bisschop van Phocea te Maredsous gewijd. Van 1908 tot 18 mei 1919 was hij aartsabt van de Braziliaanse congregatie. Hij keerde ziek terug naar de abdij van Sint-Andries van Brugge en hij verbleef sinds 1925 te Antibes.
Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.
Deze website maakt gebruik van cookies. De cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd en daarom plaatsen we die zonder toestemming. Lees hier meer over onze privacy politiek.