Gustaaf Flamen, zoon van Charles Flamen, handelaar, en Anne Marcus, studeerde aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege (1851-1857). Onder invloed van zijn leerkrachten, zoals L.L. De Bo en Verraes ontwikkelde hij daar al een vorm van flamingantisme. Zijn muziekleraar Hyacinthe Labbe liet hem zijn muzikale talenten ontdekken. Hij speelde o.a. viool.
In 1857 startte hij zijn priesteropleiding aan het kleinseminarie te Roeselare. De opleiding duurde vier jaar en hij had er Guido Gezelle als leraar Nederlands. Vervolgens ging hij naar het grootseminarie te Brugge. Hij ontving er op 09.07.1862 zijn priesterwijding. Hij werd leraar aan het college te Kortrijk (20.03.1862) en aan het kleinseminarie te Roeselare (15.09.1867), waar hij samen met zijn collega Hugo Verriest een grote invloed had op Albert - later Albrecht Rodenbach, als wiens "ontdekker" hij beschouwd wordt.
Hij was onderpastoor te Ruiselede (06.08.1873) en pastoor te Meetkerke (07.04.1893), waar Gezelle vaak aan huis kwam. Op zijn aanvraag schreef Gezelle het gedicht "Te Meetkerke, in 't vet Moerenland" voor de koster-orgelist Hendrik Schramme.
Hij nam ontslag te Meetkerke op 08.06.1906 en op 07.12.1906 werd hij directeur van Sint-Trudo te Brugge.
Hij schreef redevoeringen in de Handelingen der gilde van St. Luitgaarde te Brugge, artikels in Rond den Heerd en in andere tijdschriften. Hij publiceerde ook ander werk zoals toneelstukken en historische drama's.
Op aanvraag van Flamen schreef Gezelle het gedicht "Te Meetkerke, in 't vet Moerenland" voor de koster-orgelist Hendrik Schramme.
Uw browser voldoet niet aan de minimale vereisten om deze website te bekijken. Onderstaande browsers zijn compatibel. Mocht je geen van deze browsers hebben, klik dan op het icoontje om de gewenste browser te downloaden.
Deze website maakt gebruik van cookies. De cookies van Google Analytics zijn volledig geanonimiseerd en daarom plaatsen we die zonder toestemming. Lees hier meer over onze privacy politiek.