Eerzaam getrouwd werd ik de moeder van
een zoon, een jong met woordendrang dat ik
niet langer hoeden kon toen ik mijn man verloor.
U, vader van mijn ziel, beveel ik hem, ik heb
hem lief en zou het liefst zien dat hij trouwde
met een vrouw die voor hem zorgen kan
als ik niet meer. Maar hij kiest God als Bruidegom
Waarom? Wat is er mis met aards genot dat
in de genen zit en kan hij wel het lijden van
de mensheid aan, zit er genoeg gebed in hem
voor het voorbeeldig leiden van een mis, de zielen
aan hem toevertrouwd? Wat denkt u, vader
van mijn zaligheid en vriend, die ik veel dichter
waan bij onze Heer dan ik als vrouw verdienen kan
En toch, als ik de onderrokken stil borduur van God
weet wie, voel ik een hand die haast liefkozend
vrij de mijne stuurt. Maria denk ik dan (of wie?)
zij kent het meest ontroostbare verlies: een kind
waarvan de ziel is opgegaan in goddelijke
heerlijkheid zoals men zoet beweert. Dat lijden
is mij nu nog vreemd maar hij is ver, mijn Edmund,
ik verlang naar hem! En wat te denken van de man
die debiteert dat leed het smalle pad verbeeldt
dat ik kortom dolblij moet zijn met aards venijn? Ik slik
zijn woord als paracetamol. Verre gheselle mijn,
een vrouw ben ik en ken het moederlot
sta daarbij krom van rot aan hand en been.
Ooit ruil ik Gode dank een hard bestaan
voor zaligheid waarin geen smart zal zijn.
Hester Knibbe